Don Quichot, maar dan anders
in het Amsterdamse Bostheater

Interview met regisseur Jeroen van den Berg
Mei 2010
Yvonne Kruiper

Het is negen uur s’ochtends, zeven weken voor de première, wanneer ik in café de Ysbreeker aan de Amstel een gesprek heb met Jeroen van den Berg. In 2005 regisseerde hij in het Amsterdamse Bostheater de voorstelling Ivanov in het legendarische decor van opgestapelde caravans. Dit seizoen is hij terug als gastregisseur met het door hem geschreven stuk Don Q. (at your service).

In het Bos staat het geraamte van het decor, tussen lasmachines en heftrucks, te wachten om afgebouwd te worden. De afgelopen weken is er in het houten Boshuis naast het theater al heel wat afvergaderd (hoe blijven we binnen de begroting...wel of geen hotelkamer verhuren...lijkzakken of opgerolde tapijten...waar nemen we de trailer op...wanneer kunnen we in het decor repeteren...hoe maken we een trap in het podium...waar komt de verlichting...hoe komen de kostuums eruit te zien…waar halen we tweehonderd brillen vandaan...zullen de acteurs met of zonder microfoontjes spelen...wie vervangt de lichttechnicus wanneer deze vanwege zijn vers vaderschap er niet kan zijn , enzovoorts…)

Het decor van de voorstelling Don. Q. in ontwikkeling
Jeroen komt om iets over negen het café binnenlopen. “Excuses, ik moest de hond nog uitlaten.” Hij heeft een vol programma. Na mij heeft hij een gesprek met iemand van het Atelier Oerol, de werkplaats van het Oerol Festival, waarvoor hij sindskort werkt. Ook moeten er nog stagiaires worden geregeld, voordat over twee dagen de repetities beginnen. Terwijl buiten in de miezerende regen de hekken voor de Giro d’Italia worden neergezet, spreken we over de uniciteit van het Bostheater, de kracht van goede samenwerking en over zijn visie op de voorstelling.

Theater midden in het leven

“Het fijne aan het Bostheater is dat je de kans krijgt om een stuk te spelen voor een groot en gevarieerd publiek,” vertelt Jeroen.
“Met een schouwburgvoorstelling trek je hoogstens een paar duizend bezoekers, op het bostheater komen elke zomer zeker 25.000 toeschouwers af. Je voorstelling heeft in het Bos een enorm bereik. Daarnaast zorgt de locatie ervoor dat de voorstelling verbonden blijft met de wereld eromheen. In de schouwburg wordt alles uit de kast gehaald om de dagelijkse realiteit buiten de deur te houden, in het bos zit je daar middenin. De werkelijkheid blijft altijd voelbaar, in de vorm van de omringende natuur, de kwetterende vogels, overvliegende vliegtuigen en het invallen van de avond.” In zo’n omgeving past een realistisch decor.

De foto’s van het decor van de voorstelling Ivanov uit 2005 zijn op het internet een compleet eigen leven gaan leiden. Onder de naam Redneck Mansion vind je een enorm aantal hits. Er werd vanuit verschillende plekken op de wereld naarstig gezocht waar dit bijzondere dorp van opgestapelde caravans zich op de aardbol bevond. Toen uiteindelijk uitkwam dat het hier om een decor van een voorstelling ging, was dat voor velen een flinke teleurstelling. Die verwarring van fictie en realiteit maakt voor de makers het werken in het Bos juist zo interessant.

Dit jaar wordt er weer gestapeld, deze keer met zeecontainers waarvan een hotel wordt gebouwd. Met heuse hotelkamers, waar hout van hout is en er met echte geweren wordt geschoten (maakt u zich geen zorgen, de acteurs hebben een bewijs van goed gedrag gehaald). Gedurende de voorstellingsperiode wordt één van de kamers ook daadwerkelijk verhuurd. In het decor zijn bovendien een echt café en restaurant geïntegreerd, waardoor het publiek zich in de ruimte van de voorstelling kan begeven.


Samenwerking

“Een toneelstuk is altijd een “gesamtkunstwerk”. Voor het slagen van zo’n project is het noodzakelijk dat iedereen elkaar de ruimte geeft en goed met elkaar communiceert. Doordat ik al zolang samenwerk met Catharina (Scholten, decorontwerpster), Jakop (Ahlbom, co-regie) en Jaap (van Keulen, muziek). kunnen we een heleboel stappen overslaan, waardoor we heel doelgericht werken. Onze voorstellingen zijn meer dan een optelsom van individuele kwaliteiten, we hebben een gezamenlijke stijl ontwikkeld, waarin we elkaar vanuit onze verschillende disciplines aanvullen en inspireren. Catharina’s ideeën over het decor zijn vaak al in een vroeg stadium van invloed op wat ik schrijf.  Tijdens het schrijven houd ik al rekening met de effecten van de muziek van Jaap, omdat ik goed weet wat zijn idioom is. Zijn muziek werkt als een underscore bij een film, waardoor het mogelijk is sterke sfeerveranderingen te creëren. Mede daardoor verandert de schijnbaar lichte komedie Don Q. langzaam in een thriller. Jakop’s fysieke- en beeldende invalshoek vormt een sterke combinatie met de benadering van Jeroen, voor wie theater bij taal en plot begint. Jakop is tijdens de repetities verantwoordelijk voor de beeldende en fysieke elementen.

“Ik schrijf bijna altijd komedies. Komedie spelen staat en valt met timing. Timing is teamwork.” Dat betekent dat een voorstelling een goed geoliede machine moet worden. “De meest directe communicatie met het publiek is dat je ze hoort lachen. Je hebt je publiek nodig. Zonder publiek is er geen lach, zonder lach is er geen komedie. Het is zelfs zo dat het publiek met zijn reactie een grote invloed heeft op het effect en de dynamiek van de voorstelling. Het is voor het slagen van de avond essentieel dat er een goede interactie is tussen het publiek en de acteurs. Daarin zie je het element van samenwerking ook weer terugkomen”.

Fictie en realiteit

De link tussen Don Q. en het origineel uit begin 1600, ligt onder andere in de gelaagdheid van realiteit. Cervantes schreef het eerste deel van zijn De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha in 1605. Een aantal jaren later verscheen er een vervolg van een andere schrijver op het eerste deel. In 1615 schreef Cervantes alsnog zélf een tweede deel. “Het leuke van het tweede deel is dat hij daarin refereert aan de valse tweede versie,” zegt Jeroen. “Hij bewijst in zijn deel twee dat de dingen die gebeurden in de valse versie nooit gebeurd konden zijn. De mensen die de bijdehante ridder tegenkomt in het tweede deel kennen hem uit het eerste boek. Zij hebben Don Quichot’s avonturen uit het eerste deel gelezen.” “Die elementen uit het origineel vond ik het meest inspirerend en zijn de basis geworden voor mijn stuk.”

“Donquichottisme” wordt in de encyclopedie omschreven als onpraktisch idealisme. “Kenmerkend is dat Don Quichot’s hun eenzijdige beeld van de werkelijkheid graag met grof geweld aan iedereen om hen heen opdringen, wat je bijvoorbeeld ook ziet bij politici met populistische ideeën zoals Fortuyn en Wilders. Dat soort donquichottisme komt in de voorstelling terug in het conflict tussen de hoteleigenaar Frank Schepers en zijn moeizame gevecht met het management dat vindt dat hij z’n hotel op een moderne en commerciëlere manier zou moeten runnen. Frank heeft op zijn beurt starre ideeën die hij projecteert op schrijver Joris de Bruin. Zo lang Joris er in Frank’s ogen niet uitziet en zich gedraagt als een schrijver, weigert Frank hem als zodanig te behandelen.

De ijle werkelijkheid

“Ik word gezien dus ik besta. Dat is de manier waarop mijn personages in het leven staan. Of misschien zelfs wel: als ik niet gezien wordt, besta ik niet. Mijn personages zijn van nature onzeker, altijd op zoek naar zichzelf in de blik van de ander” Jeroen legt uit: “Toen god nog bestond kon je er zeker van zijn dat je altijd werd gezien en hoefde je er dus niet over te twijfelen dat je er werkelijk was. Met het wegvallen van god heeft je medemens zijn plek overgenomen en wordt je zelfbeeld bepaald door de confrontatie met anderen. Wie je bent ligt er maar net aan door wie je wordt gezien. Dat leidt ertoe dat er niet meer één vaststaande werkelijkheid is. In mijn voorstellingen speel ik graag met dat conflict tussen fictie en realiteit. Dat doet tegenwoordig iedereen, maar ík was de eerste,” grapt Jeroen. In Don Q zien we dit thema terug in de managers die zich steeds vermenigvuldigen wanneer ze door Frank Schepers uit de weg zijn geruimd, en bij Joris die ontdekt dat er zich misschien wel meerdere varianten van zijn persoon in het hotel bevinden. Wanneer hij via de kast in zijn kamer in een andere kamer stapt, komt hij terecht in een ander scenario. Of is dat juist de werkelijkheid? Hij raakt verstrikt in een onherleidbaar web van constellaties, waarin de werkelijkheid net zo ijl lijkt te zijn als ambitie om een nieuw stuk te schrijven.

Op de vraag wat hij de toeschouwer met zijn voorstellingen mee wil geven, weet Jeroen zo gauw geen antwoord. Het idee dat een regisseur altijd een eenduidige boodschap moet uitdragen, vindt hij onzin. We overpeinzen nog een aantal beweegredenen, waarbij ik schertsend aandraag; “of doe je het gewoon voor het geld?” “Kijk, nu komen we op een goed punt,” lacht Jeroen. “Nee”, gaat hij verder, “ik laat het publiek mijn verbeelding zien van de werkelijkheid.”
“Het mooie aan theaterschrijven is dat je de vrijheid hebt om contrasterende meningen tegenover elkaar te zetten. Je hoeft als schrijver geen vast standpunt in te nemen, maar kunt als advocaat van de duivel de personages verschillende waarheden laten representeren. Een publiek kan daar van vinden wat het wil.”

Jeroen gaat naar zijn volgende afspraak. Buiten staan de hekken inmiddels gereed om de wielrenners over de Amstel te leiden. Onderwijl wordt in het bos, onder het geluid van lasmachines en de rauwe kreten van fazanten, de volgende container opgestapeld.

                       Yvonne Kruiper