archief


Fascinerende wirwar knipoogt en mijmert
Villa Europa van de Warme Winkel. Foto: Sofie Knijff.
Recensie over de theatervoorstelling Villa Europa

Gezelschap: De Warme Winkel
Makers: Vincent Rietveld, Mara van Vlijmen, Jeroen de Man.
Yvonne Kruiper

Ooit gehoord van Stefan Zweig? Thomas Bernhard? Rainer Maria Rilke? Waarschijnlijk niet. En dat is precies waar het gezelschap de Warme Winkel verandering in wil brengen. Onder de titel “Ost’reich raus!” brengen ze een drieluik over het werk en leven van deze drie vergeten Oostenrijkse auteurs. Met de voorstellingen ‘Totaal Thomas’, ‘Rainer Maria’ en ‘Villa Europa’ brengt de Warme Winkel weer beweging in de ooit zo bewogen levens. Niet om hun sokkel van faam op te poetsen, maar uit fascinatie voor het leven en werk van de heren, én omdat de Warme Winkel in staat lijkt te zijn om van elk willekeurig onderwerp theater te maken.

Na de met lof ontvangen voorstelling Rainer Maria, is Villa Europa de laatste van het drieluik. Uitgangspunt voor deze voorstelling is het leven van Stefan Zweig. Vincent Rietveld en Mara van Vlijmen hebben zich in zijn werken verdiept en zijn daar vervolgens over gaan discussiëren, filosoferen, analyseren en improviseren. In plaats van hun bevindingen als potdichte waarheid te verkondigen, komen de overpeinzingen terug in de voorstelling. Het ene moment wordt er vol overtuiging een dramatische scène gespeeld over Jeremia en zijn roeping. Het volgende moment stappen de acteurs uit hun rol om het publiek even op de hoogte te stellen over het verloop van de avond. 

Met de telkens terugkerende en daardoor steeds hilarischer wordende zin ‘ow, dat is misschien ook nog wel even leuk om te vertellen’ doen ze het levensverhaal en de cultuurhistorische achtergrond van de droefgeestige auteur uit de doeken. Dat geschiedenisles allesbehalve saai hoeft te zijn bewijzen de twee onvermoeibaar enthousiaste spelers. Met kinderlijke bezieling worden de vele feitjes opgerateld. Zich bevindend in een enorme berg boeken komt Rietveld steeds weer op nieuwe, naar zijn idee interessante feiten. Terwijl hij gefascineerd vertelt, gaat van Vlijmen als een bezetene op zoek naar een bijbehorend plaatje in de boekenzee. Met een indrukwekkende nauwkeurigheid weet ze in de wirwar op het juiste moment de juiste afbeelding te vinden. Vol overgave drukt ze op een illusionaire ‘twee voor twaalf’-bel en toont ons trots de beeltenis van Zweig, van een hermeneutische cirkel, een bloeiende artisjok, de eerste symfonie van Beethoven, Wenen in de negentiende eeuw, een dienende vrouw en andere onzinnigheden die vol belangwekkendheid worden getoond. Daarbij wordt elke beweging, elk woord en elke blik vergezeld door een bijdrage van de geluidstechnicus. De timing van de makers wordt in dit tafereel op fascinerende wijze zichtbaar.


Foto: Sofie Knijff
Behalve in timing blijkt het sterke samenspel van de twee ook uit de rest van de voorstelling. Ze hebben zich zichtbaar in het onderwerp verdiept, kennen elkaar, weten elkaar uit te dagen en aan te vullen. Dit in tegenstelling tot veel gezelschappen waar de acteurs een kant-en-klaar script in hun handen krijgen en de aanwijzingen van de regisseur opvolgen. De Warme Winkel doorleeft zijn eigen zinnen en dat voel je. De minder ervaren theaterbezoeker zal het spel van de twee wellicht ervaren als ‘over the top’ en overdreven dramatisch. Maar wie bekend is met de verschillende theaterstijlen door de eeuwen heen, begrijpt de knipoog waarmee ze historische én heersende stijlopvattingen parodiëren. Ondanks de ontheiliging van deze spelregels wordt de voorstelling geen schoppen tegen de heersende orde, maar een speelse parodie op allerhande theateropvattingen. Zodoende is de voorstelling moeilijk te doorzien voor de blanco bezoeker, maar voor de insider een ware lust. Ook de verhevenheid van historische vermaardheden neemt de warme winkel graag met een korrel zout en zodoende ontkomt ook Zweig niet aan een kritische analyse. Hij wordt belachelijk gemaakt, maar op een manier waaruit tegelijkertijd waardering blijkt. Net als in hun vorige voorstelling Rainer Maria wordt door naarstige analyse en verdieping, het personage een deel van de acteurs en kunnen zij met hem dollen als met een vriend.

In een wanordelijke exposé over Zweigs carrière komt er een opsomming van acteurs en regisseurs voorbij die Zweigs werk wilden gaan spelen, maar voortijdig stierven. En hoewel de acteurs van vanavond naar eigen zeggen heus niet bijgelovig zijn, hebben ze toch besloten om het werk van Zweig daarom niet integraal op te voeren. De werkelijke reden die aan deze komische tegenspraak ten grondslag ligt is waarschijnlijk het feit
dat het allesbehalve hun stréven is om historische werken integraal op de planken te brengen. De fascinatie van de Warme Winkel gaat meer uit naar de persoon achter de geschreven werken. Zijn drijfveren, zijn zwakheden, de tijdsgeest waarin hij leefde en de invloed die deze op hem had. Intrigerende elementen worden opgepikt en uitgewerkt. Hoe het moet zijn geweest om als gevierd schrijver je boeken verbrand te zien worden, wat de motieven zouden kunnen zijn geweest voor Zweigs zelfmoord, hoe hij naar Brazilië trok om zo Europa beter te leren kennen en hoe zijn laatste tijd daar moet zijn geweest. Maar ook passages uit zijn werken komen voorbij, die niet direct een link hebben maar op zichzelf al mooi genoeg zijn. Zo vertelt Zweig over de keer dat hij in het atelier van Rodin mocht komen kijken en vol ontroering deze grootmeester op ziet gaan in zijn werk. Hij mijmert over het doel en de gevaren van medelijden, geïllustreerd door van Vlijmen die door middel van stokken en metalen staven mank en kermend voorbij komt. Het brutale contrast tussen ernst en zelfspot siert de makers.

Behalve humor schuwen de makers ook zeker niet de keerzijde van het verhaal. Want ondanks de verwoede pogingen om het stuk luchtig en komisch te brengen gaat deze voorstelling in essentie om een man die uit wanhoop zelfmoord pleegt en zijn vrouw daarin meesleept. Die naargeestigheid geeft de voorstelling een tragische laag. De beschrijving van de naderende oorlog, de instorting van Wenen als culturele hoofdstad, Zweigs boekverbrandingen, zijn vlucht naar Brazilië, zijn eenentwintig afscheidsbrieven en de doorloop van de zelfmoord geven een onbehaaglijk gevoel.
Foto: Sofie Knijff
Na veel koddig oponthoud wordt de uiteindelijke zelfmoordscène tergend langzaam gereconstrueerd.   De drukke analyses maken plaats voor stil spel.         Voor het laatst worden de plantjes water gegeven,      wordt er sachertorte gegeten en een afscheidsbrief geschreven, alvorens ze op het bed plaatsnemen voor de toediening van het gif.
Terwijl Zweig zich heeft neergelegd nestelt zijn vrouw     zich in zijn armen. Met bange verwachting kijkt ze op naar zijn gezicht om te zien of hij zijn laatste adem al heeft uitgeblazen. Maar met zijn ogen dicht schudt hij    van nee, om aan te geven dat hij nog niet dood is. 
Ze gaat weer liggen en wacht. Ze kijkt weer op, maar wederom schudt hij zijn hoofd, ditmaal iets heviger en met een blik van ongeduld op zijn gezicht. Terwijl de muziek de komische scène uitbundig begeleid, legt ze haar hoofd weer op zijn buik. Wanneer ze wederom opkijkt en het publiek een volgende grappige wending vermoedt, blijft het stil. Een sterke scène waarin humor en pijn snijdend scherp samenkomen.

Zelfs tijdens de zelfmoordscène (aangekondigd met een optimistisch: nu alleen nog even de zelfmoordscène), fluisteren de acteurs tussen hun script door hun mijmeringen over de motieven en het karakter van Zweig. Een ludieke manier van spelen die verwondert en aangrijpt. Net als in hun vorige voorstelling nemen ze hun personage graag op de hak, maar wel met zichtbare liefde. Als een minnaar die zijn muze plaagt, omdat het zijn manier is om zijn waardering en liefde te laten blijken. Hun spel en mimiek zijn afwisselend subtiel en grotesk. De humor schrijnend en hilarisch. Bovendien geeft het spelen van scènes en het eruit stappen en analyseren meerdere lagen. Daarmee creëert de Warme Winkel metatheatrale voorstellingen die niet alleen de Oostenrijkse auteurs, maar ook de werking van theater op zich en de rol van de acteur vanuit nieuw perspectief beschouwt en bespeelt. De Warme Winkel verkoopt een vergeten verleden met verassende dimensies. Een ongecensureerde ode, glorieus maar zonder genade.


Meesters van de mimiek
Droog Brood - De kip met de gouden enkels
Van Bas Hoeflaak en Peter van de Witte
Yvonne Kruiper

“Guus, kan ik even met je praten?”
”Ik weet al wat je gaat zeggen”
“Jij weet helemaal niet wat ik ga zeggen”
“Ik weet wel wat jij gaat zeggen”
“Hoe weet jij nou wat ik wil gaan zeggen als ik nog niet eens begonnen ben met te zeggen wat ik wil zeggen”
“Toch weet ik al wat je wil zeggen. Je gaat het uitmaken. Nou ga je gang”
“Ik maak het uit”
“Prima”
Met genuanceerde gezichtsuitdrukkingen en een scherp gevoel voor timing weten de heren van ‘Droog Brood’ hun types neer te zetten.
De scène vervolgt zich en het stel neemt zich voor om de zaken op volwassen wijze af te handelen. Op archaïsche toon voeren ze hun gesprek en hoogst beleefd laten zij elkaar uitspreken.
“Dankjewel voor je voorstel”
“Geen dank”
“Toch bedankt”
Langzaam maar zeker wordt de sfeer venijniger om ten slotte uit te barsten in een helse ruzie. De twee schreeuwen tegen elkaar als bezetenen, maar nog altijd in weloverwogen zinsconstructies. Als de man zegt dat zíj moet vertrekken omdat het de regel is dat degene die het uitmaakt vertrekt, bedenkt ze zich. “nou dan maak ik het niet uit. Dan wacht ik wel tot jij het uitmaakt”.
Misschien moet men niet proberen om hilarische scènes na te vertellen, want de kracht schuilt in de nuance van mimiek en een subtiele ondertoon, die de heren van Droog Brood als geen ander weten neer te zetten. Met weinig opsmuk van pruiken of attributen, maar met een onuitputtelijke originaliteit, worden de moeilijkheden voorgeschoteld in de communicatie tussen mensen. De geschetste situaties zijn schrijnend en treffend en ontpoppen zich tot absurde en hilarische scènes.
Het lef om scènes lang uit te rekken is groot, het spel fysiek sterk met veel elementen van de mime. Op dit vlak lijken de mannen wat inspiratie betreft een kruisbestuiving te onderhouden met de herencollega’s ‘de Ashton Brothers’. Maar wie dacht dat mimers niet sterk zijn in tekst zal verrast zijn wanneer de mannen van Droog Brood hun mond opentrekken. Hoeflaak en van de Witte blijken gezegend te zijn met talent in spreken zowel als in zwijgen. De schijnbaar domme conversaties weten zich telkens weer om te vormen tot psychologisch verbluffende verwikkelingen. De makers getuigen van observatief vermogen dat zij feilloos om weten te zetten in spitsvondige dialogen.

Foto van de nieuwste voorstelling. www.droogbrood.nl
De voorstelling ‘de kip met de gouden enkels’ is genomineerd voor de poelifinario 2008, de prijs voor de beste cabaretvoorstelling van het seizoen (overige genomineerden zijn Herman Finkers, Jochem Myjer, Maarten van Roozendaal en Sara Kroos).
Toch zijn er nog elementen in de voorstelling die sterker zouden kunnen. Met name de muzikale stukjes steken een beetje karig af bij de rest van de voorstelling en voegen weinig toe. De scène waarin een vriend goedbedoelde tips geeft om de sleur te doorbreken duurt te lang doordat het verhaal verzwakt. De scène eindigt in agressie en gescheld, een keuze die het publiek makkelijk aan het lachen maakt, maar waar de twee mannen ver boven zouden kunnen staan.
Gelukkig ontstijgen zij dit niveau van de makkelijke grap in de rest van de voorstelling met verve en hiermee is droog brood hard op weg naar de grote namen.




Een veld vol scabiosa en achtentachtig psalmen

Recensie van de toneelvoorstelling Knielen op een bed violen
Spel: Cees Geel, Wendell Jaspers, Titus Boonstra, Marijn Klaver, Patrick Stoof
Regie: Madeleine Matzer
Locatie: Stadsschouwburg Haarlem

Yvonne Kruiper

Een ogenschijnlijk doorsnee gezinnetje wappert verwoed met Koninginnedag-vlaggetjes. Achter het aandoenlijke tafereel gaat het verhaal schuil van een gezin dat getergd wordt door de godsdienstdriftige vader. In al het enthousiaste gewapper scheurt het vlaggetje van zoon Ruben. Bedremmeld poogt hij het gescheurde papier nog te reconstrueren, net zoals hij het verscheurde gezin bijeen probeert te houden.

Ooit was zijn vader Hans Sievez een tevreden man. Met een kwekerij vol bloeiende sequoia’s, velden fijnblauwe scabiosa, zijn vrouw Margje met amber oorknoppen, glanzend van zijn genegenheid, en een zoon die tegen hem opkijkt als ware hij een held. In de drie-eenheid van hun kleine biotoop is er geen vuiltje aan de hemel. Maar een vernietigende onrust speelt Hans parten. Gekweld door wonden uit zijn jeugd weet hij geen weerstand te bieden aan de dwingende toenaderingen van orthodoxe predikers. Onuitroeibaar als onkruid verschijnen de drie afzichtelijke heren keer op keer in zijn kwekerij. De rollen van predikers worden, met een simpel aan- en uittrekken van een lange grijze jas, vertolk door dezelfde acteurs die de zoons spelen. Resulterend in een scherp en schrijnend contrast tussen vriend en vijand. Al is het Hans niet duidelijk wie daarin welke rol vervult en derhalve raakt hij in tweestrijd tussen het aardse leven en het ontastbare Hogere.

Scenefoto 'Knielen op een bed violen'. Foto: Joep Lennars.
De gehele voorstelling zijn alle acteurs op het podium aanwezig. Geen van de personages heeft de mogelijkheid om te ontsnappen aan de benauwende situatie. Tot elkaar veroordeeld moeten zij hun strijd zien te doorvechten. Houten kasvloeren, een waterbassin en een roestende halve koepel waar het licht in speelt fungeren als verscheidene locaties. Het geheel is stilistisch teruggebracht tot de essentie en wordt afgemaakt met een aantal houten kratten en stapels oude boeken. In de spelstijl komt dit gestileerde aspect terug. Het levensverhaal van Sievez wordt grotendeels in vertellende vorm geschetst, verweven met gespeelde fragmenten. Deze stijl komt voort uit de oorsprong van het stuk, welke is gebaseerd op de gelijknamige roman van Jan Siebelink. De toeschouwer wordt verhaald over het leven van een man die verstrikt raakt in een zielenstrijd van angst en verlangen.
Beginnend als levenslustig jongetje, onhandig frunnikend met zijn vingertjes, maar met twinkelende ogen, vertolkt Cees Geel de rol van Hans Sievez. Subtiele karaktertrekken weet hij van het kleine kereltje mee te nemen in zijn ontwikkeling tot volwassen man. En wanneer Ruben ten tonele verschijnt, worden zijn tere ongemak en naïviteit ook bij zijn zoon hervonden. De jongen is meegaand in zijn vaders waanzin en leert spontaan achtentachtig psalmverzen uit zijn hoofd om maar bij zijn vader in het gevlei te blijven. 
De tweede zoon Tom verzet zich tegen zijn vader die zich steeds verder verliest in de duistere predikerspraktijken. Ook Margje kan Hans’ dwaling steeds moeilijker verdragen, laat staan de aanwezigheid van de predikers, die op zondagmiddag aan haar eettafel met weerzinwekkend gesmak en geslurp hun soep verorberen. De schrijnende verstandhoudingen staan in schril contrast met de harmonie van meerstemmige melodieën waarmee een aantal scènes wordt doorsneden. 
Hoewel de zaal voornamelijk bestaat uit kukidentgebruikers, zijn de onderwerpen als extremisme, angst en het zoeken naar de waarheid nog altijd actueel en herkenbaar, los van elke generatiekloof.
Hiermee heeft Regisseuse Madeleine Matzer het vuistdikke ‘Knielen op een bed violen’ ingesnoeid, verspeend en weer opgekweekt tot een bloeiende voorstelling.

Voorbij de moraal

Recensie van de voorstelling Halverwege Omgedraaid
Gezelschap: Het Zuidelijk Toneel
Regie: José Kuijpers, Tekst: Magne van den Berg
Spel: Annelien van Binsbergen, Ruben Brinkman en Dimme Treurniet

Yvonne Kruiper, september 2010

Het zuidelijk toneel. Halverwege omgedraaid
“Mag ik even je borstje kussen?”, vraagt de jongen. “Nou goed, eventjes dan”, antwoordt de jonge vrouw. “En mag ik even aan je kutje zitten?”, vraagt hij. Zo probeert hij haar zover te krijgen met hem te neuken. De scène wordt door de personages alleen maar verteld, zonder dat er iets wordt uitgespeeld. Ondanks dat bekruipt de toeschouwer het gevoel van plaatsvervangende gêne. Is het niet vanwege het onomwonden taalgebruik, dan wel omdat de toeschouwer weet dat het tweetal broer en zus zijn.

Na het overlijden van hun ouders stelt de broer aan de zus voor om samen in het ouderlijk huis te gaan wonen. Zij wil niet. Ze wil verder met haar leven. Hij antwoordt dat ze toch nooit iets zal betekenen, omdat ze nu eenmaal uit een familie van mislukkelingen komen. De zus is intelligent, maar niet opgewassen tegen zijn emotionele chantage. Wanneer ze zegt: “Je bent mijn kleine broertje”, antwoordt hij: “Ik ben je broer, want ik ben groter dan jij”. Ze zegt: “ ja maar, je bent jonger, dus ben je mijn broertje”. Hij vervolgt: “Ik kan alleen je jongere broertje zijn als je ook een oudere broer zou hebben. En die heb je niet, dus ben ik je broer”.
Een schijnbaar onbenullig gesprek, maar tekenend voor hoe hij recht kan praten wat krom is. Hij speelt in op haar onzekerheid, maakt haar bang voor de buitenwereld en chanteert haar. Ze zwicht. Maar op een dag staat de echtgenoot van de zus voor de deur. Hij wordt binnengelaten en er ontstaat een discussie over haar lot. De zus verdedigt zich dapper, maar wanneer haar man weggaat, is de gecreëerde biotoop kapot en slaat de twijfel toe.

Het besluit van de broer om het leven te ontvluchten is laf, maar tegelijkertijd  meelijwekkend. Met zijn bekrompen ideeën en zijn handen die constant onrustig onder zijn kleding verdwijnen om zichzelf te betasten, roept hij vooral aversie op. Toch bevat het stuk dusdanige nuance dat je ondanks de afschuw toch begrip op kunt brengen voor de keuze van de twee, die bij gebrek aan liefde van hun ouders, hun veiligheid bij elkaar hebben gezocht. De verwijzing naar de poster van Freud en zijn opvattingen zijn daarbij eigenlijk overbodig.

Er staat een houten wand met uitklapbaar tweepersoonsbed. Geen rekwisieten, geen decorwisselingen, geen special effects. Geen extra verhaallijnen en geen ingewikkeldheden, zelfs amper een stemverheffing. Goh, saai...zult u misschien denken. Maar nee, het verhaal is intrigerend genoeg om de aandacht vast te houden. Juist het weglaten van onnodige ruis maakt het stuk sterk in zijn naaktheid. Het niet spelen van de handelingen versterkt de tragiek. Enerzijds omdat het publiek nu gedwongen wordt om de incestueuze scènes in zijn eigen fantasie te verbeelden. Anderzijds omdat deze speelstijl suggereert dat de personages hun eigen rol niet durven in te stappen.

De personages spreken vanuit de derde persoon. Alsof ze uit hun script voorlezen. Dit heeft een vervreemdend effect, doordat de spelers balanceren op de grens van verteller en personage. En hoewel je als kijker soms bijna wilt roepen: “wanneer gaan jullie het nou spelen”, heeft het achterwege laten van emoties juist een fascinerend contra-effect. Zoals wanneer de zus niet meer weet wat ze moet doen en met een volkomen neutraal gezicht, kalm zegt: “De zus schreeuwt. En ze schreeuwt. En het is alsof ze nooit meer kan stoppen met schreeuwen”. De uitwerking is minstens zo effectief als een daadwerkelijke schreeuw.

Tegen het einde wordt op achteloze maar treffelijke wijze het gesprek nagedaan waarin buurtbewoners roddelen over wat er gebeurd zou zijn binnen de muren van dit huis. Het morele en makkelijke oordeel van de buitenwereld. Een oordeel dat wij als buitenstaander waarschijnlijk ook zouden vellen. Maar we zijn als toeschouwer geen buitenstaander meer, we zijn ingewijde geworden en hebben de menselijke motieven gezien. Duistere gevoelens die wellicht herkenbaarder zijn dan menig moraalridder of rechter ooit toe zal durven geven.



                        Yvonne Kruiper

Het rauwe vrouwenleven


Onder Vrouwen II
And life goes on
Spel: Wimie Wilhelm, Margot Ros, Bodil de la Parra
De Kleine Komedie, Amsterdam
Yvonne Kruiper

De schaamte voorbij. Uitgescheurde vagina’s, seks in het gymnastiekhok met de vader van ‘hoeheetdiejongenookalweer’, anale seks-les en een levendige uitbeelding van de Tantra. Geen onderwerp gaat de dames van onder vrouwen II te ver. Sterker nog, hoe vulgairder het thema, hoe enthousiaster ze worden. Het woord taboe lijken de drie uit hun woordenboek geschrapt te hebben.

Het zijn drie doorgewinterde veertigers. De illusie van schoonheid en romantiek is al in een ver verleden in rook opgegaan. En wat overblijft is de rauwe waarheid. Een doorleefd lichaam, geschoren, maar met ontstoken haarzakjes. Met Marlies Dekker-lingerie, maar desalniettemin hangende borsten. Een impotente echtgenoot, waarvoor compensatie wordt gezocht bij de sportschoolpiet, de garagepiet, de knutselvaderpiet of elk ander mannelijk wezen dat zich in de wereld van de moeders aanbiedt en ook maar enigszins libido vertoont. Achter het ogenschijnlijk beschaafde voorkomen van de vrouwen blijkt een wereld schuil te gaan van frustraties, ontembare verlangens en vlijmscherpe jaloezie. En zij zullen deze niet, zoals het een beschaafde vrouw beaamt, onderdrukken. Nee, de dames doen hun ervaringen en fantasieën graag uit de doeken.

De dames van "Onder vrouwen II". foto: Herman Oppelaars.
Terwijl zij hun verhalen aan elkaar én het publiek vertellen bevinden zich achter op het podium, op een hoog blok, drie mannelijke muzikanten. De heren steken zodoende boven de vrouwen uit, maar daar houdt het dan ook mee op, want voor de rest hebben zij tijdens de voorstelling geen recht van spreken. Vanavond zijn zij onderdanig aan het spel van de vrouwen, een rol die ze met een glimlach ondergaan. Incidenteel beamen of begrommen ze een opmerking van de vrouwen. Voor de rest  verzorgen zij een stevige muzikale begeleiding. Een aantal vrouwgerelateerde nummers ondersteunen de voorstelling. Liedjes als ‘Mama’ van Abba, Que sera van Doris Day en Ave Maria. Cliché maar doeltreffend. De muziek sterkt het imago van de vrouw als boegbeeld van de maatschappij. Een imago dat vervolgens even hard weer de grond in wordt getrapt door converaties die van gêne nooit gehoord hebben.
Wie dacht dat anno 2008 zo’n beetje elk taboe wel de wereld uit was, kan zich bij deze voorstelling melden voor een avondje plaatsvervangende schaamte. Hoewel de dames hun kleren aanhouden, geven ze zich volledig bloot. Mentaal naakt staan ze kwetsbaar op het podium.  En daarmee ga je onwillekeurig, ondanks alle afschuw,  van deze vrouwen houden. Want zij zeggen wat iedereen denkt maar geleerd heeft te verzwijgen.
En als er dan toch eens drie vrouwen met ballen opstaan die de zooi van een vrouwenleven op tafel durven te gooien, dan is de lach al snel te pakken. De ongemakken komen tenslotte menigeen bekend voor en juist dat wat altijd zorgvuldig verzwegen wordt veroorzaakt bij verwoording een bevrijdende lach.
Cabaret wordt dikwijls verweten op de makkelijke grap te spelen. Te verzanden in grof taalgebruik en vulgaire onderwerpen. Bij ‘Onder vrouwen II’, gespeeld door Wimie Wilhelm, Margot Ros en Bodil de la Parra, is geen sprankje politiek engagement te vinden, noch een diepzinnige levensvisie. En is dat erg? Neuh…Ieder zijn vakgebied. Vanavond zijn dat de schunnige levensperikelen van de vrouw. Een vakgebied waar zij verdomd goed in gespecialiseerd zijn.  


Gijsbreght en de Imam

Voorstelling: Gijsbreght van Aemstel
Gezelschap: Nomade
Regisseur: Ab Gietelink
Locatie: Ruïne van Brederode

Yvonne Kruiper

Plots is de randstad verdwenen en maakt de snelweg plaats voor kronkelende landweggetjes
Daar doemt tussen knoestige bomen een oude ruïne op. Over een houten bruggetje wordt de grond betreden waar Willem van Brederode rond 1300 zijn kasteel liet bouwen.

Anno 2008 staan er slechts nog restanten, die desalniettemin de sfeer van vroegere tijden oproepen. De slotgracht houdt nog immer de wacht en kleine lichtjes wekken vergane glorie weer tot leven.
Op deze zinneprikkelende locatie speelt het gezelschap ‘Nomade’ de 17e eeuwse toneelklassieker ‘Gijsbreght van Aemstel’. Overigens niet de eerste ludieke locatie voor dit gezelschap. Nomade, opgericht in 1984, speelt haar voorstellingen in burchten, kerken en fabriekshallen.
Ruine van Brederode. Raymsfotosite.web-log.nl
Giebelink heeft ervoor gekozen om het stuk, dat in 1638 in première ging bij de opening van de Amsterdamse stadsschouwburg, op te voeren in de originele tekst. De statig rijmende zinnen vergen de nodige concentratie van de toeschouwer, maar leveren fascinerende conversaties op en doen eer aan de rijke taal van Vondel.
Terwijl de tekst intact is gelaten, is ervoor gekozen om het stuk te moderniseren door een link te leggen met de situatie in Uruzgan. Een keuze die te begrijpen en te verantwoorden is, al had een klassieke opvoering zeker nog zijn waarde gehad. Nu lijkt het stuk te blijven hangen tussen enerzijds een klassiek kostuumdrama en anderzijds de jongensdrang naar het gebruik van moderne video- en geluidstechnieken. De boodschap - dat de belegering van Amsterdam en de NAVO-acties in Afghanistan wellicht meer overeenkomsten vertonen dan aanvankelijk lijkt – wordt rijkelijk gevisualiseerd door het integreren van moderne oorlogsbeelden.
Terwijl Gijsbreght zich verschanst in de toren van de ruïne en ziet hoe zijn stad in beslag wordt genomen, hoort men helikopters overkomen terwijl de beamer nachtelijke aanvalsacties van ‘onze jongens’ voorschotelt. Heden en verleden worden zo treffend over elkaar heen geschoven, al valt het te betwisten of de vergelijking niet iets te kort door de bocht is, daar de motieven van de NAVO-troepen andere grondvesten dragen.
Het samenbrengen van twee werelden slaagt beter in de religieuze vergelijking, zoals wanneer de kerstnachtpassage wordt ontdaan van katholieke conventies. De dienst wordt een bizarre samensmelting waarin de Imam de kerstnacht inwijdt met een gezang in Islamitisch-Vondels dialect. 
Daar het spel van de acteurs het stuk, op een paar momenten na, niet omhoog weet te tillen, moet zij het vooral hebben van de veelzijdigheid aan elementen. Een stadsheer verdwaasd tussen de tanks, twee uitgedoste NAVO-soldaten die in 17e eeuws rijm met elkaar converseren, een christelijke moraal overstemd door geschal uit de  moskeeën en acteurs die de beregende muren van de ruïne beklimmen, maken de voorstelling toch tot een ervaring die de moeite waard is.
Zoals het einde betaamt, gebiedt Rafael Gijsbreght om de stad te verlaten, met de belofte dat deze ooit in glorie zal herrijzen. “Al leit de stad verwoest, en wil daer van niet yzen: Zy zal met grooter glans uit asch en stof verrijzen.” Bij het terug naar huis gaan in Amsterdam, kan met gerust hart worden geconstateerd; ‘die stad, die staat er.’

De verslindende charme van de Warme Winkel
Theatervoorstelling Rainer Maria
Door gezelschap: De warme winkel (in coproductie met productiehuis d*amor)
Concept en spel: Jeroen de man, Maria Kraakman, Vincent Rietveld, en Mara van Vlijmen
Eindregie: Marien Jongewaard
Locatie: Boerderij de Stadshoeve, Zunderdorp

Yvonne Kruiper

Het publiek schaart zich met warme plaids tussen de stapels hooi. Zojuist de koeien gepasseerd installeren ze zich in de authentieke boerenschuur, waar het gezelschap de Warme Winkel haar voorstelling Rainer Maria speelt. Alvorens de voorstelling begint worden we getrakteerd op een inleidend praatje van de zogenaamde ‘snuffelstagiaire’ van Frascati. Een klein vooroptreden dat alleen al de moeite waard is. De jongen, die een combinatie toont van autisme, ADHD en zenuwachtig overenthousiasme vertelt ons ongemakkelijk maar geestdriftig over wat de avond ons te bieden heeft. Praktische zaken als nooduitgangen en de warme chocolademelk na afloop worden vervolgd door een uitleg over het werk van Rilke. Zijn verhaal is dusdanig chaotisch en zijn uitwijdingen zo persoonlijk dat hij steeds meer op de lachspieren begint te werken. Uiteindelijk maken de wachtende acteurs een einde aan zijn bevlogen relaas om de voorstelling te kunnen beginnen.
Even later komt dezelfde jongen, waarvan we dachten dat hij z’n onstuimige lichaamsbewegingen nooit langer dan twee seconden stil zou kunnen houden, de schuur binnen. Zijn slonzige haar plots samengebonden in een glad staartje, zijn oude spijkerbroek vervangen door een wit achttiende-eeuws kostuum en zijn ongecontroleerde bewegingen getransformeerd tot die van een statig edelman. Uit zijn mond klinken weloverwogen, weeldige zinnen. Zijn mimiek is zo sterk getransformeerd dat je je eerst nog tien minuten vertwijfeld afvraagt of dit werkelijk dezelfde acteur is. Deze sublieme gedaanteverwisseling toont de krachtige spelbeheersing van deze jonge acteur, Jeroen de Man. En hij blijkt niet de enige te zijn die zijn vak goed uitvoert. Vincent Rietveld strompelt als oude man eerst tien minuten voorovergebogen over het podium. Wanneer hij eenmaal met pijn en moeite zich heeft weten op te richten begint hij een schrijnend mooie monoloog. Zijn gezicht is doorweekt van zijn eigen snot, tranen en speeksel. Terwijl hij zijn best doet niet om te vallen vertelt hij jankend over de moeilijkheid van het schrijverschap. Een schrijver zou pas mogen schrijven op zijn laatste levensdagen, wanneer hij zoveel mogelijk ervaringen heeft opgedaan. Pas dan is hij in staat om misschien een paar regels te schrijven die ertoe doen. Met zijn beroerende spel weet hij de teksten van Rilke op de juiste wijze te treffen. De sympathie voor deze 18e eeuwse dichter is zodoende al snel gewekt.
Het werk en de levensloop van Rainer Maria Rilke zijn uitgangspunt geweest voor deze voorstelling. De Oostenrijkse dichter werd beroemd met zijn lyrische dichtkunst, proza, toneelstukken en 18.000 brieven. De voorstelling is onderdeel van de serie 'Öst'reich raus!', waarin de Warme Winkel werkt aan een serie voorstellingen over Oostenrijkse auteurs. In 2007 stond Rainer Maria al op het Oeralfestival en werd dit jaar wegens succes in reprise genomen.
De Warme Winkel. foto Sofie Knijff
Hoewel het werk van Rilke als grote inspiratiebron diende voor deze voorstelling, wordt zijn werk allesbehalve op een onaantastbare sokkel gezet. De vier spelers hebben zich in het werk verdiept en hun bevindingen tot voorstelling bewerkt. Ze spelen met zijn werk, stellen vragen bij wat ze niet begrijpen en weten het vaak zwaarmoedige werk een dosis charmante humor mee te geven. Een gewaagde benadering die buitengewoon geslaagd is. Ondanks dat Rilkes werk op de hak nemen wordt genomen voel je de bewondering die ze tijdens het repetitieproces hebben ontwikkeld. Juist die waardering en sympathie voor het werk zorgen ervoor dat ze ongestraft met het werk kunnen dollen. Een onbevangen eerbetoon waarin de humor tegenwicht biedt aan de zwaarmoedige teksten. Zodoende wordt een kostelijk evenwicht bereikt waarbij zotheid en diepgang elkaar op scherpe wijze versterken. 
Hooibalen, houten balken, roestig gereedschap en witte blousjes, rompers en lakens vormen het beeld. Een entourage die overigens kan wisselen, aangezien Rainer Maria verschillende boerenschuren in Nederland heeft aangedaan. Rondreizend locatietheater dus, wat al bijna een unicum op zich vormt.
De modder en koeienstront vormen een fraai contrast met de sneeuwwitte kleding en de verfijnde kanten kleedjes. Dit beeld sluit aan bij de het leven van Rilke, die altijd op zoek was naar schoonheid temidden van alle vuiligheid. Bovendien staat het kant symbool voor Rilkes fascinatie voor het delicate en voor zijn vrouwelijkheid. Tot zijn zevende werd hij door zijn moeder gekleed en opgevoed als meisje. Een gebeurtenis die van invloed was op zijn levenskijk. Ook de spelers gaan gekleed in witte, adellijke kleding, welke symbool staan voor de edele kringen waarin Rilke zich begaf. Een aantrekkelijk beeld om naar te kijken, maar de kostuums blijven niet lang intact, net zomin als dat de poëzie onbesmeurd blijft.
Het cliché van de romantische dichter wordt genadeloos bespot. Een gedicht van Rilke wordt gedeclameerd, maar al na de derde zin begint de rest zich erin te mengen. Ze onderbreken constant het verhaal en proberen de diepzinnige teksten te begrijpen. Ook de toeschouwer moet zich vooral niet generen om in te grijpen. Telkens opnieuw ‘pakken ze het stuk weer even terug’ om er even later weer uit te stappen. Een mooi staaltje meta-theater, waarin de spelers pogen om het stuk vanaf een afstandje te verklaren. Zo ontstaat er een sublieme gelaagdheid, waarbij de spelers het publiek meenemen in hun eigen vervoering.  De acteurs spelen niet alleen, de twinkeling in hun ogen verraad ware geestdrift. De vier hebben de voorstelling dan ook niet van hogerhand opgelegd gekregen, maar zijn uit eigen interesse in dit werk gedoken. Een werkwijze die een zeer rijpe vrucht heeft afgeworpen. 
Het gezelschap de Warme Winkel heeft inmiddels negen producties op zijn naam staan. En zoals het motto van deze voorstelling luidt, ‘ik leer zien’, leren ook de makers zien en ontwikkelen zich zienderogen. 
Met tomeloze energie wordt Rilke opgevreten, gekoesterd, verslonden en gestreeld. Lichtvoetig en teder wordt hij met modder besmeurd.
Uiteindelijk gaan de grote staldeuren open en staren de vier acteurs gearmd de brede nacht in. De ongrijpbare wereld waar woorden nooit vat op zullen krijgen.
Dus moet de wijze niet proberen om het raadsel van een goede voorstelling verder te ontrafelen. Want zoals Rilke schreef en de makers van de Warme Winkel weten: “In deze zin schijnt de kunstenaar nog boven de wijze te staan. Streeft de wijze ernaar raadselen op te lossen, de kunstenaar heeft een nog veel groter taak of groter recht. Het is des kunstenaars het raadsel lief te hebben.  En dat is alle kunst.”


Onschuld in Jarretels

Recensies Fringe Festival
Voorstelling: Modelleren met modellen
Maker: Rob van Wijngaarden
Locatie: De Veemvloer

Yvonne Kruiper

Een etalage. Een etalagepop. Zonder kleding en met een blonde pruik. Linkervoet iets naar voren. Grote bruine, starende ogen. Ze knippert.
Het publiek dat de hal van het Veemvloer Theater binnenkomt loopt langs haar heen, niet opmerkend dat zij geen pop is. Zij die het wel zien blijven staan kijken. Een moedervlek boven haar borst. Rode bultjes boven haar schaamlip. Haar buik gaat zachtjes op en neer.  Het model geeft geen kik. De gêne over zoveel intimiteit laat ze over aan de toeschouwer. Haar aanblik blijkt slechts een voorproefje, want even later wordt het publiek meegenomen naar de galerie waar de kunstenaar zijn schilderijen inclusief modellen tentoonstelt.

Schilderij van Rob van Wijngaarden
Rob van Wijngaarden wil naar eigen zeggen met deze expositie ingaan tegen de maatschappelijke industrie waarin het vrouwelijk lichaam louter als seksobject wordt neergezet. Hij pleit voor herwaardering van het vrouwelijk schoon als onderwerp van kunst.
In een gekunstelde rede, voorgelezen door de zogenaamde burgemeester, laat hij zijn theorieën uiteenzetten. Om zijn eigen woorden kracht bij te zetten is hij tussen het publiek gaan staan om zijn eigen betoog toe te juichen. Een dubieuze zet die zijn geloofwaardigheid niet ten goede komt.
Als van Wijngaarden werkelijk de intentie heeft om het vrouwelijk lichaam te ontdoen van het sexuele imago, is het de vraag waarom hij de meisjes, allemaal kaalgeschoren, opdracht geeft om jarretels aan te trekken. Jarretels zijn tenslotte sexy bedoeld en worden niet gedragen omdat ze zo lekker zitten.
De expositie op zichzelf is een fascinerende belevenis, maar de woorden van de maker stroken niet met wat hij ons voorschotelt. Wanneer hij ook nog eens een meisje met eigen handen uitkleedt, van bh en slip ontdoet, haar handen ruw over haar lichaam verplaatst en onderwijl foto’s maakt, overheerst bij het verlaten van de zaal toch vooral de gedachte: “wat een walgelijk mannetje”.

Filosofie in de supermarkt

Voorstelling Melk
Van theatergroep Thomas
Pleintheater Amsterdam

Yvonne Kruiper

Wat doe je als je een man bent van midden veertig, getrouwd en ontevreden? Precies, dan neem je een twintig jaar jongere maîtresse. En wat doe je als vrouw van midden veertig wanneer je man ervandoor gaat met een jonge meid? Precies, dat zet je jullie tweepersoonsbed op Marktplaats, omdat het bed teveel herinneringen aan jullie lange nachten oproept. Althans, dat is wat er gebeurt in de voorstelling Melk van theatergroep Thomas.
Laat de koopster van het bed nu juist die maîtresse van haar man zijn, die een bed zoekt omdat haar ‘nieuwe vriend’ bij haar komt wonen. Alsof dit nog niet genoeg toeval is blijkt deze jonge dartelige meid ook nog eens de beste vriendin te zijn van de dochter van het stel. Al hebben zij deze dochter al in tijden niet gezien, omdat zij op de zuivelafdeling van de plaatselijke supermarkt is gaan wonen in de hoop daar haar levensvragen beantwoord te krijgen.
Al na de eerste paar scènes begint de toeschouwer te begrijpen hoe het web van intriges in elkaar zit. De personages hebben echter geen flauw idee, waardoor de toeschouwer zich een uur lang kan verkneukelen bij absurde situaties waarin het spel belandt.
De rol van de man wordt neergezet door een jonge acteur, Erik Creutzberg, die zonder veel opsmuk, maar met slechts wat subtiel gegrimeerde grijze haren en een Harley-riem, voortreffelijk de midlife-man weet neer te zetten. Anna van Keimpema, die de rol van de vrouw neerzet, weet deze veroudering minder overtuigend neer te zetten. Weliswaar is de hysterie van veertigjarige dames niet slecht neergezet, het personage blijft verder wat oppervlak gespeeld. Deze oppervlakkigheid in spel komt ook weer terug bij de twee jongste telgen die de supermarktscènes neerzetten. Fransie Groenendijk speelt de dochter die zich al weken verschanst in de supermarkt, hopend dat de pakken melk haar levensvragen op kunnen lossen. Te overmoedig en luidruchtig bralt zij de zorgvuldig geschreven teksten, die uit haar mond weinig geloofwaardig overkomen. Tom Jaspers die de rol vertolkt van onwetende supermarkt-god, straalt potentie uit in zijn spel, maar krijgt niet de kans om zijn kwaliteiten te laten zien. Bij de rol van Teresa van Dongen, die de maîtresse neerzet, is het vooral de vraag of zij goed kan spélen dat ze naïef is of gewoon van nature naïef overkomt. Hoe dan ook, in deze rol komt ze geloofwaardig over.
De levendige conversaties zetten een reeks herkenbare scènes neer, geënsceneerd op dagelijkse locaties. Zo staat er op het podium een heuse rookzuil van de NS. Bij de stationscènes is er bovendien een kleine rol weggelegd voor de regisseuse van het stuk die een rolletje speelt als straatmuzikant. Telkens zien de spelers zich gedwongen haar om te kopen om te stoppen met spelen op haar accordeon, omdat de acteurs elkaars tekst anders niet kunnen verstaan. Eén van de subtiliteiten die de voorstelling haar charme geeft.
Zo is Melk ondanks de uiteenlopende acteerkwaliteiten een voorstelling met subtiele vindingen, levende verhalen en eigentijdse elementen, waarin het grote toeval toch nog geloofwaardig blijft.